OVER APOLLONIOS VAN TIJANA.
133
derverhalen der Evangelisten," ja, tegen 't
einde van zijn relaas, (f. 248.) wekt hij zelf ande
ren en in de eerfte plaats wielasd, daar toe
op, en geeft plan en hulpmiddel aan de hand(«).
Zoo veel verder nog van het Christendom
is deze Godgeleerde dan wieland, die,
fchoon hij zelf't gefchiedkundïge van 't Chris
tendom onzeker ftelt, of er geen acht op Haat,
echter uit de gefchiedsoorkonden het zedelijlc
reine, ja 't Goddelijke van onzen gezegenden
Heiland, en zijne oneindige verhevenheid bo
ven de onzedelijke kunstgrepen van eenea
APOLLONIOS heeft weten optefporenen
meesterlijk aantoont; maar ook zóó fijn, om
daar voor regt gevoelig te zijn is 't zede
lijk gevoel van gabler niet (v).
I 3 Hoe
O) 99 Nach dcm geist unfers zeitalters zn urtheilen wird es
min auch nicht an Nachahmungen und uebcrtragung diefer Wielan-
difchcn manier auf den Wei feu von Nazaretb fehlen, wozu der
e, gehaltvolle Commentar des Hern Dr. Paulas uber die Evangeliën
reiclien ft of darbieten könnte. In einen folchen Halbroman, wur«
55 dc vielleicht ein Nathanael den Weifen von Nazareth eben fo auf
dem gebirge Libanon wieder findenwie hier Hegefias den Apoll-
Ionitis auf dem Di&aeïfchen gebirge, Nur ist zu wunfehen
s? dasf keine ungeweibete band Cell an ein folches Werk wagen
möge. Nur Wielands Meisterhand möchte einen wurdigen Pen-
dant zum Agathodaemon liefern konnen. Wenigftens ist ein neuer
verzuch gewisf nicht durch dxeNaturlicbe Gefcbicbte des gxosfen
3, Propbeten von Nazaretb 9 (5. Theile 18001802.) uberflusfig
geworden."
(■y Het lijdt liaanwelijks twijfel of't oordeel dat Wie land,
Agellenius, in afzondering toerust en aan'c etidvan zijne loop-
baat