134 j* h- lot ze en h, w. tijd elian, Hoe welmeenend nu de zoo even aangehaal de vrees van oleariüs ook moge wezen, 't blijkt: echter genoeg van zelf, dat zulk moge-; lijk misbruik het vereischt gebruik der hhtori- fche kritiek niet kan weg nemen; het reftiltaac diep kritiek moeten wij eerlijk aannemen, maan fiogen 't ons niet fcheppenalle die wonder verhalen voor leugen en verzinfel te verklaren ^on even fchadelijke gevolgen hebben (w). Het werk van p h i l o s t r. a t s te ontleden en in deszelfs onderfcheiden beitanddeelen op te losfen, is aan 't Genootfchap zeer gewenscht on zeer gewigtig voorgekomen. Wij hebben ens aan dezen wensch geleend, engeene moei te ontzien maar immers wil juist nu eene ichare van Schrijvers onze Bijbelboeken, voor al wil men de Evangeliën op eene wijze die gelijk fchijnt aan deze, behandelen, ontlee- den haan gekomen, over zich zelf laat vellen, (P. 338,) is't oordeel van W iel an d9 en de fterke lofsverheffing van jezus en zijnen Gods dienst, welke W. aan Ap oilon ins in den mond legt, ff. 3|3.) Wielands gevoelen.Nu laat W. (f.345.) zijnen Hegefiasop die Confeslie cn zelfsveroordeeling van Apoll. antwoorden: Dn 3, bist fehr ftreng gegen dich felbstiApolloniuslv Dit is bij W. Hechts een eonverfatie woord, gelijk 't natuurlijk daar vallen moest5 maar dient hem ook om den overgang aantebrengenen Apoll. die harde bekentenis te laten ftaven door 't vermelden der hoogere voortreffelijkheid van dien jongen Joodfchen mandie gelijktijdig mee hem geleefd had: maar Gabler (f. 247.) fielt het voor: mit 3, recht fchcint ihm hierauf Heg. zu gvosfe ftrenge gegen fich felbsc 3, vor zu werfenGab Ier, mogt men zeggen, (laat tot Wi e~ land niet hoogerdan T> a m is weleer tot Ap 0 llo ftiust OZie't geen Mos]: cijfi opmerktVIII. aant. Qhaangek.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 228