over apollonius van tijana. 14'?
van velen hunner tijdgenooten. Nergens
waar zij het zelfs kondenverdedigen zij jezus
gedrag, tegen de hatelijke befehuldigingen
van zijne vijanden, noch fchetzen met hate
lijke kleuren dezer onbillijke gedragingen.
Zij verhalen zijne wonderen zonder 'er eenig
ophef van te maken zonder den lezer tot
derzelver berigt voor te bereiden 'er is zelfs
tusfchen deze en andere berigten geene de min-
fte verandering te befpeuren, alles loopt af
op denzelfden eenvoudigen tooi:. Indien wij
het een en ander overwegen, dan komen wij
van zeiven tot het bcfluit de berigten no
pens Christus zijn zoo zeker als die nopens
APOLLONius geheel ongeloofwaardig zijn.
ja, hetgeen ons toefchijnt van 't grootst ge-
wigt te zijn, de handelwijs van phi los tra-
tus, die 'er overal op uit is, om Wonderen
aan zijnen held toe te fchrijven, leert, dat de
wonderen van jezus bekend en onbetwist
baar waren, dat men het gemakkelijker vond,
nieuwe wonderen te verzinnen, dan de won
deren van Christus met ftijve kaken te ont
kennen gelijk door lactantius en eu-
sebius tegen hierocles is opgemerkt,
en naderhand ook door cyrillüs tegen
J u l 1 a a n m
'Er
00 ub. el.