20 OVER DE HOEKSCHK had kunnen ontftaan. Daarentegen vinden wij hem eerlang, vereerd, naar 't blijkt, door Margdreta en Willem beiden, aan 't hoofd der onderteekenaars van Margareta s eerden afftand dezer landen aan haren Zoon (V); na- derhand wederom begunstigd door Mar gar et d en foemd en geacht ter zee en te lande iii dien tijd, j, nam, 't zij uit zich zeiven, 'c zij misfchien wel' op last van Keizerin Margaret atot hare koinsc, het Gouvernement, meermalen door hem bekleed, wederom op zich: zeker in Ilenegouïven; mogelijk ook hier ie landedaar men, naar den aart en den geest van die tijden, in regeringloosheid zou ge- weest zijn, en in vrees of ondervinding van op« roer, zoo hij dit niet gedaan had," Ik heb niet' anders kunnen doen, dan deze belangrijke en uitge werkte aanmerking in haar geheel" over te nemen, Meii ziet, dat ze mijn gevoelen, om geene ambitie óf aanmatiging van jf. v. II. als oorfprong der troebe len' te erkennen, krachtig (laaft. IVIijn in den tekst' gezegde, rustte op Wagenaar, maar ook vooral op het (lellig ten laste van Heer J'a'n voor'gedragene, én door mij vroeger vermeldde (van Profr. fHeifs'); terwijl ik zelf ook (Iraks hier na eenige redenen had opgegeven, waarom ik aan Heer J. v. IJ. geene ei- genbatige heerschzuchtige bedoelingen durfde te last leggen.] 00 Dit (luk is in 't Groot PlacBIII. D. bi. i? en in Matthaei Anal, T. V. p. 561-77, ed irr 4to.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 342