OVER DÈ HOEKSCHE het nader bepalen dezer algemeene ftelling, zicli een groot, en zeer gewigtig verfchil tusfchen de Gefchiedfchrijvers opdoet: of, namelijk, de verdeeldheid der landzaten cn de H. en I{. partijfchap eerst ontdaan zij, uit eh door den twist over het gebied tusfchen Margareta en Willem? dan of, van de reeds gevormde t'wis. tende en drijdende partijen, eerst de eene Wil lem hebbe ingeroepenaangezocht en overge. haald, om het verlaten bellier dezer landen we- der op zich te nemenen de andere't zij reeds te voren, 't zij door natuurlijk gevolg daarvan, zich voor Mar gar et a\ bellier ver klaard haar weer ingeroepen en onderdeimd hebbe 14- In het eerde dezer gevoelens is nieuwe twij feling uit verfchitlendc verhalen of Willem die van zijne Moeder in Januarij 1349 y de landen van Holland, Zeeland en Vriesland, als eigen Graaffchap, maar tegen belofte eercr jaarlijkfche ititkeering had verkregen, aan deze be- (y) Dit immers gaat vast, dat dit ftuk tot het Jaar Ï349niet tot het vorige jaar gebragt moet worden; wegens den toen gcbruiltelijken hoffliji en telling: welke bijzonderheid ook in veie andere Hukken «toet worden in 't oog gehouden, z. Bijvoeg/, en Manm- op Wagen. III. D. bi. 58, volg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 344