QO OVER. DE HOEKSCHE geloofelijkofïchoon wijdoor het bijgebragte den zamenhang der geheele zaak beter bevroe den. Maar de groqce vraag blijft, nopens den oorfprong van Margareia's en IVillcm's éérfte verfchiiden eerjlen burgerkrijgde eer/Ie vorming der beide burgerpartijen. GefieldWillem was door zijne bovenmatige concesfiën en gefchenken te zeer verarmd en uitgeput, dan dat hij, al hadde hij gewild, aan zijne verbintenis jegens zijne moeder cn da voorwaarde van 't aan hem afgedaan gebied had kunnen voldoen; maar wilde niet goed- fchiks, niet dan door ovennagt in krijg er toe genoodzaakt, het verbeurd bewind weder afllaan: zoo blijft nog de vraagwas de grond van 'die verarming, van dat fchendcn zijner verbintenis, NsJet voor. yan dien opftand, het eerst (i) in zijne erili'crtno5e ziel, het zij in gierigheid, om dat jaargeld niet gevoelens.'" te betalen, of in heerschzucht en drift tot on bepaald bewind, waartoe 't hem noodig wasden landzaat, ook door de grootfte opofferingen, te gewinnen? of wel (jz) alleen in jeugdige los- heid van hem, onnadenkend of praalzuchtig ver- fpillen cn jeugdige vermetelheid? of kwam hier (3bij, dat eene partij van Edelen geweten had, hem geheel in haar belang, en als 't wa re in hare magt te krijgenen zijne onerva rene

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 362