48 O V li. DE HÓEKSCHE de benatmrt- jaauwsook hier zwijgen echte verhalenge- iioeks cn Hik over den oorfprone van de roode of sraau- Kabel jaauws «k- we kleur der mutfenwaar aan men beide par tijen met een' oogopflag onderkende (in welke verfchil van factie-naam én kleur, welk juist de factiën algemeen doorgaande en fchadelijker maakt, welligt gelijk dat met Burgerpartijfchap gaat,— bij den grooten hoop het geheele wezen der partijfchap beftondf) ook hier is de boven gemelde en beweZene onzekerheid, aangaande de redenen en Wijze der vorming dier beide partij en, ons bijzonder lastig. Met verwonderlijke eenparigheid vindt men door allen den naam van Kabeljaauws (en het Lacijnsche Afellatusafgeleid van den bekenden Zeevischdie ook langs onze flrahden in menigte gevonden wordt, en grooter en aanzienelijker is, dan de andere gewoone Zeevisfchen van deze (tre ken: én van dezen naam (die dan éérst moet in zwang geweest zijnleidt men dan ook algemeen dien van Hoeks afals door welken de getergde partij had willen te kennen geven, dat gelijk een kleine haak of angel (een hoekj) dien groocen visch vangt én bedwingt, zijl.,düs< ook hunne tnagtige en tfotfche tegenpartij Wel zouden bedwingen. 't Verhaal dat op eene maaltijd, eené bij- fa»') Bij Beverwijk, in zijne Befchrijv. v. Dordr. en Alkemade, jfonker Franf. Oort. bl. 1011.enz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 370