EN KAEELJA AUWSCHE TWISTEN. 55 S«. Wij fpoeden ons, van dit minder gewigtig ln' "FEI" D Onderzoek onderzoektot het laatfte deel der vraagnaar het welk het hoofdoogmerk dezer partijen ge- m'erk der weest zij, federt derzelver oorfprong, tot p'iulJ<'"' den uiteinde toe?" Zoo vond men bij onze Natie, fpotzuchtig uit den aard, en warsch van hee vreemde, belaclilijk; en men vond goed, de ruiten bij fcliubben te verge- lijken en te zeggen dat de Hovelingen van W. 3, er uitzagen als groote Kabeljaauwen. Dit eens 33 door iemand geopperd zijndevolgde den Beier 3, dit fobriquet van Kabeljaamven riaen men zei 3, niet meer de Beieren, maar de Kabiljaanweneri 3, zoo vervolgens, voor Beiersch of Beierscligezind 3, Kabiljaauwsch Üe partij van Margaretha nu, behield (natüur- 3, lijk) haaf liöfkleeding, dat is de oude; en zoo 9, ftond 't bleekblaaiuv tegen over 't rood, de twee heerfehend'é jdeurerj in beid.e Hofkleedingen tegen ,3 elkander, Die dus yoqr de-n nieuwen Vorst waren, voer- 3, den den rand hunner hoeden met dit blasuw, de 3, anderen met rood. Dir. gemengeld en bleek blaauw was bij den grooten hoop granuw, zoo dra men 3, uit overmaat van ijver, den geheelen lederen of 3, wollen hoed begon tc verwenen van daar dan 3, de graanwe hoedenzoo zelfs het woord graaaw 3, in dien tijd niet gemengeld blaauw of vair betee- D 4 kent,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 377