jS OVER DE H O E K S C H E
wordendan het oudemen mag fchier zeg
gen, algemeen-Hollandsch gevoelen: dat, van
den beginne af aande Hoekfchen wel doorgaans
de zwakften, maar ook fteeds de regtvaardigften
geweest warende Kabeljaauivfchen daaren
tegen geweldenaarsweeripannigenuitziende
naar vreemde Heeren en kruipende voor de
Vorsten, 's Lands vrijheid en voorregten aan
derzelvcr willekeur opofferende; maar dat de
partije die men de Hoekfche noemdeniet
en is geweest een factie, maar een deel van
de onderdanen van 't Land, die volllandig
bleven in haar devoir, om de wetten, ulan-
ciën, vrijheden en geregtigheden van 't land
voor te ftaan, die door de Kabeljaquwfche
wierden gecontraveniëerd:" en dus, na dat
de Hoekfche, waarvan wel de principaalfte
waren de Heeren uit den Huize van Bnih-
rodena' vele efforzen gedaan tot behsude-
nisfe van de oude Vrijheid, onder dc gropte
magc van de Princen hebben moeten
zuchteneindelijk d' oppresfievan
de Vrijheid op 't hoqgfte zijnde gekomen,
de opregte Hoekfcheen Voord-anders van
de Vrijheid, en wettige 'autoriteit van de
Staten, door hare kloekmoedigheid en ge-
trouwigheid, het Spaanfche juk hebben af-
gefchud, en de vrije Staatsregering geves
tigd'5