02 O V E E ÖEHOEKSCriE
voor dit gevoelen (az). Immers, i.) had
Margdretd, inet wie de Hoekfchen 't hielden,
de Steden, toen zij de regering had, vele kos
telijke privilegiën gegeven. 2) Was Willem
een geweldenaar, zijne Moeder met opftand en
krijg uit haar wettig bewind verdrijvende. 3)
Was 't edel gedacht van Èrederodevan den
beginne af aan, tot in het nafpel, in den jon-
ker-Frapfen oorlog, aan het hoofd der Hoek-
fche partij; en zedert, onder Filips van Oos
tenrijk aan 't hoofd der voor 's Lands reg-
ten en privilegiën zaamverbonden Edelen. 4)
Zag menkort na Willem's triomf, de Ka-
Beljaatiwfchentoen hij krankzinnig wierd, en
Hij-zelf en 't Land eenen Ruwaard noodig
hadden, hun llokpaard, van' niet vervrouwd
te willen zijnverlaten en zijne Vrouw
eene Engclfch'e prinfesliever dan zijn' Broe
der en naasten opvolger Alhrechttot de
Voogdij beroepen. 5) Was immers naderhand,
de Hoekfche partij, die van Jakt/ba, de wetti
ge
opwierp, haar beoorloogde en uit het bewind joeg;
dan volgt hier uit nog niet noodzakelijk het onregt
der JCabcljaawwfche partij der Landzatenin 't ei
genlijk verfchil: z. boven, 13, 15]
(az) De meeste zijn verzameld door H. de Groot,
ter aang. pl.doch .wij hebben bij zijne redenen nog
verfcheiden van elders gevoegd.