74 OVER DE HOEKSCHE
ze lieden in hunne partijzucht, in roeren en
ftöken veel te ver gegaan waren: men moet de
fententie en alle de onderfcheiden Hukken
hun daar tot fchuld geregend, zeer bevooroor
deeld lezen 'boom hen, met onzen wage
naar. (IV„ D. bl. 199, 200) aan te merken,
als weinig of niet anders dan martelaars van
Staat, en van het verdedigen en behartigen,
der oude, grootendecls pas vernieuwde ge-
woonten en voorregten," Ook heeft voor
lang de fchrandere en hartelijk Staatsgezinde
bijnckers hoek den weg gewezen, om de
eer van 't Hof in deze zaak te verdedigen (bp)
Waarbij men, om het Hof van de verdenking van
factiegeest te zuiveren, opmerken moet, dat de
jongfte verandering in hetzelve, in 1480 ge,
daan, waarfchijnlijk geenszins, gelijk fommigen
in hun vooroordeel fchrijven, was, om dat ge?
heel Kabeljaciuwsch - ta maken (bq) j maar
denkelijk, om ten gevolge van een pas aange
gaan verdrag en belofte, aan Hoekfehe leden,
dus aan evenwigt, en daardoor onzijdigheid,
plaats te geven (br).
S- 36.
(jo) Bij Wagen. IV. D. bl. jp8 v.
'Quast. "Jur. PubL L. 2. C. 1. p. 191. ook
«angeh. bij Wagen, zeivenIV. D. bl. 200; en T&-
ge?m. Se. v. Hull. I. D. bl. 74.
(pq) Wagen. Tegenw. Se. I. D. bl. 73-
(pr) Bpoegf. en Aanm. op W a g e n. IV. D. bl. 56; v.