EN KABELJAAUWSCHE TWISTEN. gf tusfchen Margareta en haren Oom Jan van Beaumontvan wienals naasten manuelijken bloedverwant des overleden Graafsde Heer kluit even te voren zelf géiproken, maar zij ne prtetenfie, en zulke fchrik- en jammerlijke gevolgen derzelve te regt verzwegen had CO. Margareta cn haar Zoon Willem ftreden wel wie hcerfchen zoumaar zeker nietwie van hun beiden naar Lecnregt de wettige heerfcher was. Vrouw Margareta was ook geene Doch ter van Willemden laatflen leenmanwan neer alleen de vraag van goed of kwaad leen vallen kon; maar Zuster. Althans kon geen gefchil over Leenregt plaats hebben tusfchen Haar en haren Zoon, die toch Hechts door haar met Willem IV. verwant was; even min als hij 't regt van opvolginghem door zijn' Vader beloofd, gebruiken kon, om zijne Moe der bij haar leven van 't leen te ontzetten. Bij Margareta"'s dood, indien zij tevens ouder dochters had nagelaten, had er verfchil over het erfregc kunnen ontdaan (ck)maar dit verfchil, welk de Heer kluit als 't fchibho- leth der partijfchappen opgeeft, kon voor of F 4 te- ftó) i. fragm. Dis/ert. in Cotifp. N. III. p. lxxvi. (Zie 't geen wij boven, n, gezegd hebben.) (rf) Conf. Voet, Digresf. de Feudis (post Com- meat, ad Lib. 38 Pandeoll) n. 4 et ibi citau

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 409