C 9
ontdekkenalléénlijk bij een nader onderzoek
vertoonde zich ter regterzijde van het midden
rif, 't welk zeer hoog in de borst was opge
rezen, een hard ligchaam, dat in een roet vet
gevuld celachtig weefzel zeer naauw was in-
gefioten, niet zonder moeite daarvan kon wor
den afgefcheidenvan het vetvlies ontbloot,
bleek het ten duidelijkften de regter nier te
zijn, hebbende eene donker-roode kleur en
eene boons-wijze gedaantedezelve was glad
en effen, en hierin van die eener vrucht of
van een pas geboren kind verfchillende: der-
zelver lengte was bijna twee duimen, de breed
te één en één vierde en de dikte omtrent
drievierde van een'duim, aan het boven-einde
dezer nier, was de bij-nier of nier-citer, (ren
fuccenturiatusgehecht, naauwlijks één der
de gedeelte van dit ingewand groot en dus
kleiner, dan zij meestal bij eene vrucht gevon
den wordt bij welke men haar altijd naar
evenredigheid grootcr dan bij den volwasfen
mensch, en fomtijds zoo groot, ja wel eens
grooter dan de nier zelve aantreft.Deze
nier, vervolgens door eene infnijding geopend
zijnde, vertoonde zich geheel natuurlijk ge-
fteld te zijn; het nier-bekken, waarin geene
pis gevonden werd, liep trechtersgewijze uit
A 4 ia