C 16 3
dat ik de eer heb, deze waarneming aan hèc
zelve aantebieden waar bij ik het prepa
raat, waarvan bij de opening van het lijk
melding gemaakt is ten gefchenke gezon
den heb zoo om der waarneming duide
lijkheid bijtezetten, als om het kabinet vart
het Genootfchap met eene andere zeldzaam
heid te verrijken.