8
J. CANTZLAAtt OVER EE»
A A N MEREINGEN.
Na dus het zamenftel van dezen, door mij
uitgevondenen Lucht-Thermometer in ?t alge»
meen verklaard te hebben, is het noodig de vol
gende aanmerkingen 'er over mede te doelen,
aj Het is hoogstnoodigdat de inhoud
van den CijUnder of bol gecvenredigd zij aan
dien der fpiticus-pijpdat is juist groot ge
noeg dat, bij eene temperatuur van ioo°
Fabr., de uitzetting der in denzelven beflotene
lucht het Vocht geheel tot het onderlle der
pijp wegdrukke, en in tegendeel bij eene
temperatuur van o° Falir., door de inkrim
ping der luchtde p'.jp geheel tot bij den
Cylinder met het Vocht gevuld worde.
Volgens de Proefnemingen van onderfcheï-
dene Natuurkundigenis de uitzetting der
lucht, van de vrieskoude (32 Fa'nr.j) tot de
temperatuur van kokend water (212 Fahr.j)
dus voor een verfchil van 180 graden, TgJJ
van hare uitgebreidheid gevoigelijk voor
100 graden, fIs5 °f zeer na f-Derhaïi
ven moet de inhoud van den Cylinder of bol
vijfmalen grooter zijdan die der fpiritus-
pijp. Met komt 'er dus niet op aan, welks
afmetingen of gedaante dit Luchtvat heeft
M'.