no 3—
hare beenen van den grond optilde nooit
zonder veel moeite, in het bed geholpen wierd.
Ik befchouwde, gedurende dit verhaal, met
onbefchrijflijke- deelneming het ongelukkig lig-
chaam dezer Vrouw't welk eene grove vleelgh-
klomp geleek, uit welke van boven een men'
fchelijk hoofd, van terzijde en van onderen
uitgeteerde ledematen te voorfchijn kwamen
en mijne aandoening zou bij dit gezicht
wezenlijk nog grooter zijn geweest, indien
ik de Lijderes in eene treurige of klagende
ftemming gevonden haddan hare opgebeurd-
heid, geduld en Christelijke gelatenheid, ma
tigden dezelve. Het was mij intusfchen onmo
gelijk vooraldaar ikalléén zijnde daar
toe dennoodigen bijftand miste, eenigedemin-
fte pogingen te doen, otn haar ligchaam der
wijze na mij toe te wenden, dat ik een nader
onderzoek op den uitwendigen buik kon te
werk Hellen. Derhalve in de onmogelijkheid
zijnde om door tact of percusfie mi) vandeaan-
wezenheid van Water te verzekerenmoest ik
mij vergenoegen met haar te vragen of zij ook
fchommeling van Water gevoelde het geen
door haar wel niet geheel ontkennend echter
niet affirmatif iwierd beantwoord. Na haar, bij
voortduring moed en lijdzaamheid fte jhebbep
toe-