-( ui )- toegewenfcht, verliet ik haar, weinig denken de, dat ik twee maanden daar na van een aller ongelukkigst toeval 'tgeen haren dood ver oorzaakte ooggetuige zijn zou. Het was namelijk Donderdag den 2 S11™ April 1814, datik 's avonds omftrecks half tien uren, ten fpoedigften bij haar geroepen wierd. Al daar waren ook de Heeren j. g. lahr en j. l. daman, Heelmeesters en Operateurs binnen deze Stad aanwezig. Men verhaalde mij bij mijne komst, dat de lijderesdie ik op den fteenen grond [van haar vertrekjen lig gende vond naar bed gaande door een val het dijebeen gebroken 'had. De toedragt der zaak was echter deze. Op haren gewonen zit- ftoel zittende was ééne der pooten van den- zelven éénsflags gebroken't geen haar terftond ontftellende .meer dan gewone krachten deed geven om zich vasthoudende aan de knop pen van het doeltje, waarop haar buik ruste, op te tillen en door haren man geholpen, na gewoonte en volgens debefchrevene wijze naar bed te begeven. Dan, niet ver van de bed- ftede genaderd zijnde fehoof ongelukkig het buiklloeltje vooruiten haar buik glipte van het zelve af, waaropdie de noodige onderfteu- ning mislende, haar noodlottige val die ter H 5 zijd®

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 488