C 121 fchappij.) In de eerste plaatszeg ikkrijgt dit denkbeeld te meerfchijn van waarheid door de verfchijnfelenwelke deze Waterzucht van den beginne af aan heeft opgeleverd. Immers in de eerste jaren van den ongelukkigen toe- ftand der Lijderes, van 1799 tot 1805 (rijdftïp 'twelk tusfchen haar eerste en tweede kraam bed voorbijliep) was er, noch bij haar, noch bij iemand vermoeden dat deze dikte door buik - waterzucht veroorzaakt werdzelfs nog in 1811 vond zich, (gelijk ik boven zeide; de kundige en door zoo veel practicaie ondervin ding beroemde de puijt beswaard de pa racentesis te doenwijl hij niet genoegzaam vochtgolving voelde en dus in het geval dat 'er ééns geen water aanwezig waserger ge volgen uit de ondernomen buikfteek duchte. Deze, bijna niet voelbare fluftuade, fchoon door den Heer 'sgraeuwen reeds na de tweede en derde verlosfing zoo als zijn Ed. mij gemeld heeft, waargenomen, pleit, mij nes inziens voor de waarfchijnüjkheid dat de zak van het linker eiernest, na zich aan het peritonaeum vastgehecht en alle de bijliggende deelen op en achterwanrds gedrukt te hebben tot eene aanmerkelijke grootte is uitgezet ge weest, terwijl de rede der moeilijk waartcne- men üuétuarie of vochtgolving, zoo lang deze I 2 kir-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 498