136 hebbende ziekte gefchreven; vele echter, en zints van der haar, ook onder onze Land- gcnooten meer dan één, hebben ons nu en dan belangrijke waarnemingen daaromtrent na gelaten. Ter vergelijking daarvan met de onze zou ik voorbeelden kunnen aanhalen, dan elk, die geen vreemdeling in de Genees en Heel kunde is, weet dezelve op te fporen. Liefst befluit ik dus deze Waarneming blootelijk medegedeeld om de bijzondere zeldzaamheid van zulk eene verbazende boeveelheid water als deze Vrouw met zich heeft omgedragen terwijl zij tevens wederom de waarheid bewijst dat in dergelijke opzettingen van den buik, die fomtijds langzaam en onmerkbaar beginnen en meest met fchijnbare gezondheid gepaard gaan, de bepaling der ziekte en van derzelver zit plaats in den beginne ten minsten hoogst- moeiiijk is, en de pogingen die eindelijk in 'c vervolg van tijd tot genezing of verbetering worden aangewend ook daarom als te laat in 't werk gefteld wordende, dikwerf falen moe ten. Mag dus deze Waarneming ftrekkenom de oplettenheid van Heel en Verloskundigen in voorkomende gevallen van dien aard meerder op te wekken, dan zal vooral aan bet oogmerk van deze mijne mededeeling voldaan zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 501