4.4 welligt als een oud zinnebeeld der drie-eenheid worden be schouwd 1). Gewigt0,74. Tot de sceatta's behooren ook, volgens eelewel, ruding en humphbeys, die van inijne lle soort, hebbende een kruis aan de V/z. en eenen draak aan de T/z. 2). Gewigt 0,S8. Is het dus bij den aanvang betoogd, dat er in de nabijheid van Domburg in het Romeinsche tijdvakeenc belangrijke zeehan delsplaats heeft bestaan, en is dit bevestigd door de gelofte- steenen aan nehat.enia gewijd, die getuigden van behoudene reizen, door zeevarenden gelukkig volbragt, zoo levert de steen van secundinus of secundinius, waarop hij genaamd wordt NEGOTIATOR CRETARIUS BRITANNIOIANUsS) OHS het bewijs, dat die handel vooral plaats had op de nabij gelegene Brittannische kust, en dat dit drukke handelsverkeer ook nog in latere eeuwen is blijven voortduren, wordt volledig aangetoond doordemenig- vuldige Angel-Saxischemunten te Domburg gevonden en blijkt dus hier weder, hoe veel dienst door de Numismatiek aan de ge schiedenis kan worden aangebragt. De Angel-Saxische munten alzooafgezonderd hebbende, kun nen wij weder tot de Frankische terugkeeren, en vinden wij dus in de eerste plaats een dier zeldzame Merovingische zilveren penningen, waarvan ik zoo even gewag heb gemaakt. Aan deV/z. ziet men een ompareld hoofd, met delegende: SOAVCONT, VOO I, misschien wel Soissons T/z. een kruis in eenen getakten rand met de letters G A. Legende BOBONE MOTIAOI. Ik vind bobo als muntmeester teClioe ofHoei (cartier, n°. 919, Decameron n°. 875), te Oliaca (cARTiER,n°.176, Decameron no.874), te Sarbruck (robert bl. 153), doch de hier aangewezene 1) A. Humphreys, Coinage of the British empire, bl. 45. 2) Lelewel, Etudes numism. pi. XII, no. 6. Ruding, pi. I, no. 323G, en Humphreys, pi. II, no. 3, zijnde ook op die plaat onder no. 4 en 5 de sceatta's van de 2e soort afgebeeld. 3) Dr. l. j. p. janssen, de Romeinsche heeldeu van Zeeland, in de Nieuwe wer ken van het Zeeuwsch genootschap, 2c deel, 2e stuk, hl. 75 en 111.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 48