54 Een muntje, aan dat van den lieer rolt,ra gelijk wat de V/z. betreft, doch aan de T/z. nog- een ander mij onleesbaar mono gram vertoonende, breng ik hiervoor, en meen daarbij mijne lezing nogmaals aan het oordeel van deskundigen bescheiden te mogen onderwerpen, daar het ongetwijfeld belangrijk zoude zijn, indien men met eenige waarschijnlijkheid deze denarii als nog onbekende munten van voornoemde vorsten konde aannemen. Men gelieve daarbij niet uit het oog te verliezen, dat de lezing van Kotomagus het geenszins opheldert, waarom op de V/z. twee hoofden worden gezien, dat, in verband met het monogram, bijna alleen toepasselijk kan wezen op de gelijktijdige, doch kortstondige, regering van deze vorsten, die de magt van hun stamhuis hebben gevestigd. Gewigt 0,04 of 7i grein. (Zie Plaat III, N°. 6). Eene munt, ook voorzien met de twee hoofden en het kruis, komt overeen met n°. 58 der aangehaalde plaat, doch schijnt hier van koper te wezen. Dit is mede het geval met een derde muntje met de zelfde V/z., doch andere figuren op de T/z. (Zie Plaat III, N°. 7). Tot de overgangs-penningen behoort mede een zilveren muntje, hebbende aan de V/z., zoo ik meen, een hoofd en de letters O. C. E I. T/z. een verhoogd kruis of een monogram zoo als dit voorkomt in de Monétaires, pl. 9, n°. 11 en pl. 26, N°. 13. Men vindt ook soortgelijke in de Revue numism. van 1839, pl. XV.TI, n°. 12, en van 1840, pl. VII, n°. 26, onder de over gangs-penningen door den heer cartier gebragt. Gewigt 0,49 of 9,2 grein. (Zie Plaat III, N°. 8). Koning pepijn de korte vond bij den aanvang zijner rege ring den Merovingischen penning in omloop en gebruik, en be hield dien nog gedurende de eerste jarenlater en wel in 755, bij het Edict of Capitulare van Verneuil, werd bepaald, dat er voortaan slechts 22 zilveren stuivers uit het pond zouden wor den genomenwaaruit genoegzaam blijkt dat er te voren meer uit werden vervaardigd, en de vroegere penningen ligter waren dit is dan ook door de ondervinding bevestigd, vermits men penningen vindt van 20 en minder greinen gewigt, en andere

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 58