61
Deze obolus komt ook, te Wijk bij Duurstede gevonden, voor
in het kabinet der Leidsche hoogeschool.
Gewigt 0,7. (Zie PI. III, N°. 20).
Van keizer lodewijk hebben wij nog eenen fraaijen penning
van Mentz.
V/z. als de voorgaande, doch hebbende op de T/z. in vier
regels
MOGONTÏACVS.
Een exemplaar van deze munt is ook gevonden bij de belang
rijke ontdekking van Karolingische munten, in september 1836,
te Belvezet, departement du Gard, in Frankrijk, en beschreven
en uitgegeven door den heer de satjlcy. Kevue 1837, bl. 351,
pi. XI, n°. 6. Gewigt 1,24 of 23V grein. (Zie Plaat III, N°. 21).
Nog belangrijker is een penning, mede met de zelfde V/z.,
doch hebbende op de T/z in twee regels
VEN ECIAS.
Deze munt, die zeer bekend is, is daarom zoo opmerkelijk,
omdat men uit haar bestaan heeft willen afleiden, dat ook Vene-
tie tot het gebied der Duitsche keizers heeft behoordde Vene-
tianen, naijverig op hunne vroeg verkregene en gehandhaafde
onafhankelijkheid, hebben altijd het tegendeel blijven beweren,
en deze en andere keizerlijke munten, waarop de naam van
Venetie voorkomt, niet als munten, aldaar geslagen, willen
erkennen, zoo als dit mede het geval is in het werk van frede-
rico schweitzeb, Serie delle monete e medaglie d'Aquileja, e
di Venezia, in 1852 te Triest uitgegeven, waarin deze munt niet
is opgenomen.
De heer cartier geeft in de Kevue van 1849, pag. 190, een
verslag van het werk van den heer g. de san quintino, ge
titeld Observations critiques sur Vorigine et Vantiquité de la
monnaie vénitienne, waarin op zeer aannemelijke gronden be
weerd wordt, dat deze muntsoort niet te Venetie, maar in een of
ander keizerlijk munthuis is geslagen, welligt om eenepretentie
van oppergezag te blijven volhouden, waartoe te meer aanleiding
kan zijn gegeven, daar, zoo als vermeld wordt door constantijn
Porphyrogennetesin het werk getiteld: De administratione