AANTEEKENINGEN. (1) B. Mylii, de naufragio et naufragiorum jure (Traj. ad Rh. 1743). W. C. Boeij, de jure circa res naufragas, (Lug. Bat. 1761). C. H. van Beekestyn Raket, de jure circa res naufragas, (Lug. Bat. 1775). B. Torsten, de bonis naufragorum, (Gron. 1776). L. J. J. de Mirel, de naufragio et jure naufragorum, (Lug. Bat. 1790). D. Alewijn, de jure naufragorum, imprimis secundum leges Belgicas hodiernas, (Traj. ad Rh. 1824). R. Teith, de jure littoris, prEecipue patrio, (Gron. 1830.) J. G. de Sain, de rebus naufragis, (Lug. Bat. 1854). J. van Heemskerk, Batavisch Arcadia, pag. 261, seqq. N. Olivier, het zeeregt van vroegeren en late- ren tijd, 1831, (pag. 349 volgg.) Mr. IT. C. Cras, Nagelatene verhandelingen en redevoeringen, (Amst. 1822), I, 224. Men heeft door strandregt verstaanliet regtsgebied over alles, dat zich aan het strand en op de kusten der zee bevindt, zoo als over duinen, dijken, visscherij langs de kusten, bijv. in Perzie de paarlen; aan de kusten van Afrika het goud; aan de Oostzee de agaat en barnsteen; langs de kusten der Middellandsche zee de koralen of die daden van geweld, waardoor hetgeen aan de stranden der zee aanspoelt, aan de bewoners dier kusten wordt prijs gegeven of als buit van den eigenaar der kust beschouwd wordtof wel in meer specialen zin de regten en het beheer van al wat van schipbreuk uit zee wordt aangebragt en aan de stranden aanspoelt. Men noemt het strandregt: wrakregt, grondroering, regt van strandvonden, zeevonden, zee driften, Cras. op cit. 237. Wreclce is wanneer een schip vergaan is op zee en niemand komt daer levendigh van. Floaisam is wanneer een schip is verdronken en de goederen drijven of vlieten op de zee. Yelsam, ofte werpgoedis wanneer een schip is in gevaer van te vergaen ende om 't schip te ontlasten werpen de boodsgezellen de goederen in zee. Lagan, oft leggent gocdt, is 't geen 't welck leydt in de bodem der zee. Van Heemskerk, Bat. Are., 294. (2) Odyssea III, v. 72, IV, v. 90. Thucyd I, p. 4. Strabo XVII, 1142. Hero dotus, 1. IV. Pomponius Mela, de Situ Orbis, II, 1 pag. 125 (ed. Gronov.) Ovidius. Trist. IV, El. 4, v. 63. Juvenalis, Sat. 15. (3) Bij het romeinsche regt was het een ieder geoorloofd zijne scliipbreukige goe deren vrijelijk van het strand te halen en te bergenterwijl er strenge straffen be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 82