108 en deels door liet onderbreken van den waterstraal des toe- stroomenden waters naar de sluis van eene enkele opening. De reden waarom ik bij eene afwaterende sluis van meer dan 4 el opening, de voorkeur aan twee openingen boven ééne gaf, bestond voornamelijk daarin: dat zoodanige naauwere kokers zeer geschikt met handelbare schoven of schuiven voor zien kunnen worden, waardoor men: a. meerder zekerheid voor den polder tegen overstrooming verkrijgt, ingeval er eenig onheil aan de sluisdeuren mogt ontstaan; dewijl men dan de sluis met de schoven toch sluiten kan, b. in staat is het landwater niet lager te laten afloopendan men noodig acht, c. met hulp der schoven tevens op de sluiskil kan spuijen, en d. een' polder, met eene sluis van twee kokers, niet ligtelijk in het geval kan komen van alle uitwatering verstoken te zijndaar het toch niet te voorzien of te verwachten is dat een ongeval aan de beweegbare deelen der sluis, te gelijk in de beide kokers plaats zou hebben. Intusschen spreekt het van zelf, dat, zoo de polder eene grootere oppervlakte laag land mogt bezittenof dat de sluis verder van den vrijen stroom der rivier of van de zee, mogt af liggen, dan hier boven voor het een en andere aan genomen is, of wel dat de sluis niet ongeveer ter halver lengte, maar op het einde van den polder gelegd moest worden, de boven opgegeven capaciteit der sluis daarnaar moet worden vergroot. Zoodanige wijziging moet ook geschieden indien de polder niet dan zeer hoog land bezit, bij voorbeeld van 3 of meerder ellen boven laagwater. In dat geval zal het voldoende zijn den sluisvloer op de hoogte van het landwater, ja zelfs hoo- ger te leggen. Overigens moet men voor de afwatering eens polders daarop letten a. dat de sluis niet gebouwd worde op plaatsen waar zij aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1862 | | pagina 108