1H
door ik eene besparing per el lengte dijksverbetering verkreeg:
in het buitenbeloop cl c (1 van nagenoeg 24 eub. el grond
en in liet binnenbeloop e g ll f van ruim 18 n n u
te zamen 42 cub. el, be
halve 3,75 el breedte mindere onteigening van landen.
Door deze besparing van kosten, die men, alleen op de aar
dewerken, door elkander op 25 de el lengte kan stellen,
was ik in staat, om met de jaarlijks beschikbare gelden zóó
veel meerder lengte zeedijks der calamiteuse polders te kunnen
verbeteren, dan anders mogelijk zou zijn geweest: eene ver
betering intusschen die, blijkens fig. 2, zoo uiterst dringend
gevorderd werdhoezeer dit nog geenszins liet slechtste profil
der dijken was.
Ofschoon liet bij alle stormvloeden, die van het jaar 1838
tot heden (1861) toe, onze zeekusten beloopen hebben, nog
nergens ondervonden is, dat deze dijksverbetering niet volko
men aan hare bestemming beantwoord heeftzoo zou liet echter
kunnen gebeuren, dat er eens weder een tijd komen zal, dat
er minder voor het onderhoud der verdedigingswerken van de
calamiteuse polders op het voorbeloop a b en de grasbezetting
b C en C d (fig. 1), dan nu, zorg gedragen zal worden. Mogt
die ongelukkige tijd voor Zeeland weder aanbreken, zooals ik
hem in mijne hier voren aangehaalde „vrije beoordeeling,"
van bladz. 113 tot 125 geschetst heb en die onlangs nog,
niet zonder veel moeite, is afgekeerd, doch wegens het eigen
belang van sommige individus steeds schijnt gevreesd te moe
ten worden, dan zou het voor de veiligheid der polders te
wenschen zijndat de smalle dijkskruinen overal op de breedte
van de helft hunner hoogte boven de voorgronden aan den
dijksvoetvolgens e g ll f versterkt werden.
Eene andere reden, waarop ik hier boven doelde, noopte
mij te meer tot het aanleggen van een' buitenberm langs de
zeedijken. Zij was deze: dat er, tijdens de invoering van dit
systema in 1838, en thans nog, vele dijken zijn, die veel
te nabij het laagwater der vaarwaters aan zeer steile oevers