27
wijd is en de vrucht beschouwd heeft, die aan Dresselhuis'
vlijt het aanzijn heeft te danken, 't Is of de moeijelijkste
punten voor zijn' onderzoekendennooit verzadigden geest
bij voorkeur de meeste aantrekkelijkheid hadden. Ware voor
menigeen „Oud-Zeeland" het werk geweest van een men-
schenlevende mythologie van Zeelands oudste bewoners ware
het niet minder. En toch, ook het laatste werk ondernam
hij, en ook deze bane, zoo onafzienbaar en glibberig, trad
hij moedig op. Hij heeft ze met roem betreden
Al weder, Dresselhdis was een practisch man. Was het
zijne bezorgdheid voor de verwoestingen, die hij bij de afdam
ming der rivieren voor Zeeland vreesde, waardoor hij zich
mede geprikkeld voelde om zijn Oud-Zeeland" te schrijven,
die zelfde bezorgdheid deed hem de pen opvatten om in
1843 de bekende vlugschriften over de afdamming van het
Sloe openbaar te maken. Ik vermeet mij niet die schriften
te beoordeelen. Gewis, indien de schrijver nog leefde, hij
zou zich verheugen, niet om Zeelands afzondering, maar om
Zeelands behoud, dat nog na twintig jaar de wateren van
het Sloe gerust en ongehinderd voortstroomen
Talrijk zijn de bijdragen van grooteren en kleineren om
vang die Dresselhuis over Zeeland in onderscheidene tijd
schriften en jaarboekjes geplaatst heeft. Ik vermeld daarvan
alleen, in de „Nieuwe werken van de maatschappij der Ned.
letterkunde," de beide stukken over Oud-Aardenburg en des-
zelfs handel," als blijk hoezeer de plaats hem dierbaar was,
waar hij een deel van zijn' jongelingstijd doorbragt en waar
het stof zijns vaders rust, maar vooral ook, hoe diep hij in
de kennis van den voortijd en in de beoordeeling van eeuwen
oude stukken was doorgedrongen: ook hier vindt men een'
rijkdom der wetenswaardigste zaken bijeen. Hoe de Dom-
burgsche oudheden, thans helaas! vernietigd, zijne aandacht
trokkenheeft hij getoond in De vriend des vaderlands
alwaar tevens iets over Oostburg te vinden is. Menigvuldige
artikelen over Zeeland in van der Aa's Aardrijkskundig woor-