31
lijk werd hem door het Haagsch genootschap tot verdediging
der Christelijke godsdienst den 2 Mei 1848 het diploma van
corresponderend lid toegezonden.
In den arbeid en bloei van al die letterkundige instellin
gen stelde hij het levendigst belang, en hij werkte er ijverig
aan mede. Wij mogen niet voorbijgaan te doen opmerken
wat hij geweest is bepaaldelijk voor het Zeeuwseh genoot
schap; 't wordt ons in korte woorden aldus gezegd door
onzen voorzitter Een groot gedeelte zijner studiën was aan
hetzelfde doel gewijddat ons genootschap zich in de eerste
plaats voorstelt, en een man als Dresselhuis was kon dan
ook niet nalaten daarbij zijne ondersteuning te schenken.
Zijne mededeelingen en zijn' raad hield hij niet achter. De
kabinetten van oudheden en onze bibliotheek werden door
hem verrijkt. Eindelijk, voor de werken van het genoot
schap werden juist die' verhandelingen door hem bestemd,
die de rijpste vruchten waren van zijn' arbeid en het meest
konden toebrengen aan den roem onzer inrigting."
Koning Willem II zette hem de kroon op 't hoofd, door
hem den 6 December 1846 te benoemen tot ridder van den
Nederlandschen leeuw, en voorwaar, nooit heeft een geleerde
meer verdiend het eerekruis te dragen en nooit is er iemand
minder om benijd geworden. In waarheid was van Ooster-
zeedezelfde, die hem later het tweede deel (jaarg. 1850)
zijner „Nehalennia" opdroeg, de tolk van allen, toen hij
liera toezong:
Schonk u de koninklijke hand
Het welverdiende ridderband
Niet één, die Neêrlands Vorst niet prijst,
Omdat hij u deze eer bewijst.
Niet ééndie prijs op kunde stelt
Wien niet dit woord uit 't harte welt:
Behoort aan één' het ridderkruis
„Dan is 't aan Zzelands Dresselhuis!"
Zeeuwsche volksalmanak voor 1847, bl. 152.