58
het Vatikaan veroordeelde waarheden van Copernicus omtrent
het wereldstelsel had aangenomenen dat hij de schitterende
ontdekkingen van Kepleii ten opzigte van de wetten, volgens
welke de hemel-ligchamen zich bewegenkende en bewonderde,
liet geloof nu aan de beweging van de aarde en aan den
stilstand van de zou, zoo de pedante scholastiek het destijds
bij den leek moest duldenden predikant werd het als eene
verzaking van de heilige schriftals eene buitensporige gods
lastering toegerekenden geene antecedenten van een wél
besteed en godvruchtig leven konden tegen eene eenmaal
veldwinnende beschuldiging daarvan opwegen Het was
het lot van Lansbergen om hiervan de noodlottige ondervin
ding op te doen. De zoozeer afgedwaalde broeder kon ook
om die reden niet tegen de fel verboigene regerings-partij
worden gehandhaafd en nog te minder omdat ook acht moest
gegeven worden op de grieven van de geneeskundigen, bij
welken Philippus Lansbergen zich door praktijk-uitoefening
gehaat had gemaakt.
Volgens een te Goes bestaand verbod was zulks den pre
dikanten niet geoorloofd 2), en daar de brochures, in welke
de Moschus-quaestie omstandig behandeld wordt, kort vóór de
bijeenkomst van den Coelus in 1613 het licht zagenzoo was
het destijds voor niemand een geheim dat Philippus Lans
bergen, wiens praktijk-uitoefening in die brochures aangevallen
Dc gestrengheid van de toenmalige denkwijze op dit punt zal ons te
minder verwonderen wanneer wij in aanmerking nemen dat nog ruim eene
halve eeuw later in een openbaar geschrift (eene disput, as Iron, de solehahita
Ultraj. 15 Nov. 1679 sub Professore Luytsper Cornelinm SnouchZelandum)
er van gemeld werdSoli quietem et terrae motum darefuit error Philippi
Lansbergii, in libro TJranometria. Judicabant Theologi Zelandiae talem librurn
a menbro ecclesiae sine gravi offendiculo in lucem edi non posse. Unde et
auctor eorum notam expertus est et repulsus, ubi ad synod urn Zelandicum
voluit appellare(Vrolikhert Vlissingsche kerkhemelbl. 71). Men mag
hieruit besluiten dat de bekende en verlichte denkwijze van Lansbergen op
natuurkundig gebied in 1613 zeer in zijn nadeel zal gewerkt hebben.
2) Het bestaan van dat verbod was welligt destijds in niets meer dan in eene
plaatselijke gewoonte of overeenkomst gelegen. Elders nam men meermalen,