03
rurg) niet aangaanen liet vermoeden te kennen geeft dat
Herls zijn naam geleend heeft. Hierop komen achtervol-
gens de brieven van Pu. Lansbergen en Dr. Frank, opgevolgd
door een woord tot Dr. Ultralaeus, die in de bekendma
king van deze briefwisseling, moed kon putten om de Mos-
e/«M-zaak te verdedigen en een ander woord tot Herls ge-
rigt, aan wien wordt aangeraden, om liever zijn tijd te besteden
aan de beoefening van Ambrosius Paré en van Fabritiüs ab
Aquapendente.
De apologie zelve van Jacob Lansbergen, die hierop volgt,
strekt ten betooge dat aan de kraamvrouw waarover het ge
schil met zijn vader loopt, de Moschus et prudenter et ex arte
is toegediend, dat over de aanwending van dit middel de
Rotterdamsche en Zierikzeesche medici, benevens de Leidsche
en Franeker-scholen hebben uitspraak gedaan, en dat de vrou
wen te Goes bij honderden den weldadigen [non lelhalem sed
vere vitalem) invloed van den pulvis panchrestus van de Lans
bergens hebben ondervonden. Ten slotte wordt de dichtader
van Herls doorgestrekenzoo als die gekend wordt uit de
satire van den Helicon geschreven, onder opmerking dat,
indien Herls een zoo bekwaam medicus is als dichter, hij
(Lansbergen) niet gaarne zijne varkens aan zijne behandeling
zou willen toevertrouwen.
IIerls wederlegde dit geschrift terstond in eene Responrio
ad apologiam Jacobi Lansbergiiqua et parentis suiei D. Da-
vidis Ultralaei placita de Moscho tuetur. Middelburgi 1613.
Behalve dat daarin de zedigheid van den vader gehekeld wordt
om, met betrekking tot zijne praktijk-uitoefening, zich bij
Christus te vergelijkenzoo wordt aan Jacob verweten dat
hij eerst te Leiden gedropen en nog slechts kort geleden
te Franeker is toegelaten 2) en hem toegevoegd dat het ge-
1Volgens liet vroeger aangehaald Volumen inscripiionum &c. was hij deu
12 Mei 1G08 als studiosus philosophiae te Leiden ingeschreven.
2) Hij was aldaar den 12 Junij van dit jaar (1613) gepromoveerd.