80
welvoegelijkheid minstens twijfelachtig was. De weduwe, naar
het schijnt, in het minst niet ingenomen met den voorslag,
klaagdebij zijn aanhoudendoctor Pieter Lansbergen den
10 December 1644 bij den kerkeraad aan, liet door gemag-
tigden eene schriftelijke beschuldiging tegen hem indienen en
verzocht, onder overlegging van de bewuste brieven, bescher
ming tegen zijne aanmatigingen. De kerkeraad partijen ge
hoord hebbende, vond zeven punten van bezwaar tegen Lans
beugen 1) en besliste den 21 Januarij 1645 dat hij zoude
worden gecensureerd, en de weduwe tot geduld vermaand.
Het springt hier, dunkt ons, in het oog, dat de raadslieden
van de weduwe van Blesdijk in de behandeling van deze (huis-
selijke) aangelegenheid niets anders dan eene vijandige daad
tegen Pieter Lansbeugen hebben in den zin gehad wel be
wust dat de ingeroepen bescherming geene anderedan eene
niets afdoende geduld-aanmaning tot uitkomst kon hebben.
Lansbergen intusschen andermaal door een kerkelijk von
nis veroordeeld, liet het hier niet bij berusten. Hij trok de
zaak voor den regter en stelde eene acte van laster in, op
grond van de onechtheid der brievenwaarop hij gevon-
nisd was. Toch schijnt het geding niet tot de dringende
behoord te hebben, daar Lansbergen zelf er in 1647 van
getuigde: dat liet nu drij jaren gehangen lieeft voor den rech
ter 2); maar terwijl bet ons onverschillig is of liet immer is
afgedaan, zoo boezemt liet ons meer belang in dat Pieter
Lansbergen, op het zoo even genoemde jaarreeds weder in
eenen nieuwen strijd gewikkeld was, en wel in den beruchten
Grallen-strijdwaaraan zijn aandeel, of liever zijne betrekking
2) Daartoe behoorden: bet loochenen van zijne brieven, de aantijging dat
de weduwe woorden zoude gebezigd hebben of se vol ware van oneerlijcke
begeertenen dergelijke in nog minder gekuischte bewoordingen vervatte grie
ven, te vinden in de acta van den kerkeraad van 31 December 1644.
1Onideckinghe der Schanden van Mr. Apollonius begaen in het excu
seren van sign ghedaen Lasteren teghen Petr. Lansbergium. Lat is L. Petri
Lansbergii weder-antwoorde op de korte verantwoordinge van M. Apollonius.
Tot Middelburgh 1647, bl. 40.