79 tot wateringen hebben geformeerden die gedeelten van hunne zeewerenwelke daardoor droog raaktenhebben begonnen te verwaarloozenja wel mogelijk hebben afgekaaid hetgeen oud tijds niet (zoo als later) verboden wasom de laagten, welke de tusschenwaters overlietente verhoogen en zich alleen heb ben bekommerd met den zeeweerwelke tegen het groote water overbleefwelke als toendaar men de handen ruimer kreeg van een zomer- in een winterdijk veranderd kon worden en zal zijn. Uit dat stuk blijkt het(en in andere dergelijke vindt men het uitdrukkelijk vermeld) dathoezeer eenige ambachten zich tot eene gecombineerde heringing geformeerd haddenechter elk ambacht gehouden bleef om op zijn grond alleen en ten zijnen kosteden zeeweer welke er oplagte moeten onderhou den en in gevallen van zwaren nood niet dan met sollicitatiën ten hove ja zelfs eerst na het voeren van kostbare procedu res en dat wel eens met een nadeelig gevolg, van de naast en achterliggende ambachten in dezelfde watering eenige sub sidie konden erlangen. In dergelijke wateringen vond men wel overal dijkgraaf en gezworenenmaar er had eene geheel andere directie van be heer plaats ten opzigte van het onderhoud der dijken dan men in later tijd aantreft. Elke blokja stuk landshadnaar zijne grootte, zijn aangewezen end of cavel van den dijkhet welk hij verpligt was te onderhouden en wanneer voor een dier gelijk end of cavel van den dijk eene andere watering heen schoot of wel een nieuw ambacht aan- of opwastehetwelk daar tegen aan bedijkt werd, zoo raakten de onderhouders van het aldus droog geworden end of cavel van den dijk bevrijd van het onderhoud en hunne landen werden vrije landengelijk zij tot heden toe gebleven zijn J). De gemelde directie of Vrijlanden. In Zeeland zijn eenige landen niet vrij geworden privilegio et favore principis neende landheer zorgde tegen vrijdom van dijkgesehot. Zie

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 83