EEN ELANDSHOORN OPGEVISCIiT IN DE SCHELDE. MEDEDEELING OVER EENIGE BEENDEREN IN OF NABIJ ZEELAND GEVONDEN. door J. C. HE MAN, Med. Doet In het derde deeltweede stuk van het Archief van het Zeeuwsch genootschap cler wetenschappen heb ik eenige beende ren beschreven, die men in het jaar 1874 en in de daarop volgende jaren had opgevischt nabij de kust van Walcheren. Het waren vooreerst een hoorn van het uitgestorven rundden Bos priscus of den Bos primigenius der schrijvers door ge mis aan schedel was het niet uit te makenaan welke van die twee wetenschappelijke soorten hij moet hebben behoord; ik helde evenwel over tot priscus vervolgens waren het beenderen van een of twee jeugdige mammouthen een dijbeen een scheen been eene regter ellepijpeen spaakbeeneene kies en een wervel. Behalve een tweede dijbeenop de aangehaalde plaats reeds vermeld, van een ander individu, bragt men mij in 1876 nog een paar beenderen die ik meendat ook aan die diersoort behoord hebben, t. w. eene rib en een heupbeen. Al die beenderen zijn in den mond der Scheldederhalve in zuiver zeewater, gevonden op eene diepte van omstreeks 24 meters. Ik heb ter aangehaalde plaats gezegddat men den aan die diepte beantwoordenden grond of zeebodem het mam- Archief IIIe. d., 3e. st. 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 385