XVI Mej. M. G. A. de Man, met verzoek zich over ons hulpbehoe vend boerengezin te ontfermen; dat dit beroep op de waardige dochter van een waardigen vader niet te vergeefs gedaan werd, zal U allen straks blijken, wanneer met Pinksteren de poppen weder in ouden en nieuwen luister zullen stralen en evenals vroeger de clou van de hoerenkamer vormen. Werd dit tijdroovende en moeizame werk door de dames M. G. A. en A. M. de Man met de uiterste nauwgezetheid uitge voerd, aan haar broeder, den heer Dr. J. G. de Man, den nimmer moeden conservator der zoölogische afdeeling, hebben wij de reeds boven vermelde doelmatige verandering van de open opstanden in met glas gesloten kasten te danken, doch wat ik er nog niet bijvoegde is, dat onze conservator die vrij kostbare herstelling geheel voor eigen rekening heeft doen uitvoeren. Herkent men ook hierin niet den zoon van wijlen Dr. J. C. de Man, die zoolang als Voorzitter en Conservator de goede genius van het Genootschap was? Ik heb gezegd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1913 | | pagina 18