150 zwaarlijk kan men gelooven welke starre en stijve begrippen en denkwijzen veelszins moesten overwonnen worden betreffende liet zoogenaamde „ambtskostuum" der predikanten, vóór en aleer zij door de massa in zake hun kleedij beschouwd werden als nien- schen van gelijke beweging als ieder ander. Een kleine proeve daarvan biedt ons de onverkwikkelijke strijd in de Middelburgsche gemeente over het afleggen van dit ambtsgewaad en het invoeren der toga, dien „dekmantel der ongerechtigheden" zooals som migen beweerdeneen nieuwe bron van ergernis bij de veron gelukte adresbeweging ten opzichte van de „leervrijlieidvan welke beweging we boven melding maakten. Toen de synode der Nederl. Herv. kerk was aangezocht, zij het ook te vergeefs, om zich te verklaren in zake de „leer," kwam zij op met de „kleêr." Omstreeks dezen tijd toch heerschte in de vaderlandsche kerk groote willekeur ten opzichte van het ambtsgewaad der predikanten. Over het algemeen zag men op den kansel nog het aloude plechtgewaad uit Voetius' dagen. Doch hier en daar, vooral onder de jongere predikanten, was een streven merkbaarom steekmantel en bef aan den kapstok te hangen en de mode te volgen. Zelfs waren er voorbeelden van „min voegzame kleeding" afhangend van gril of luim, in tegenspraak met den plechtigen ernst van den openbaren eere- dienst. Om dit kwaad zooveel mogelijk in zijn verderen loop te stuiten, achtte de synode het raadzaam, dat de Hervormde predikanten zich in een zelfde passend gewaad op den kansel zouden vertoonen. lteeds had eene commissie van onderzoek de „liooge vergadering" tot invoering der toga geadviseerd. Het was eerst eenige jaren later Augustus 1854 dat een sy nodale aanbeveling van de toga met daarbij behoorende bef en baret als een „deftig, gepast en gemakkelijk ambtsgewaad" van den Haag uit aan de predikanten en kerkeraden werd verzonden. De synodale aanschrijving omtrent de toga miste haar doel niet. In de meeste steden alsmede op onderscheidene dorpen van ons aan het dragen of niet dragen waarvan heel wat beteekenis werd gehecht, voor goed af; een enkel ouderwetsch man gaf daarover wel zijn ongenoegen ie kennen door hem op straat te groeten met een „goeden morgen burger."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1913 | | pagina 194