163
raking. Ongetwijfeld mede op zijn advies werd ook in Zeelands
hoofdstad een afdccling der genoemde vereeniging gesticht. Naar
men wil kwam ds. Du Cuoux zelf over om de kerk op de
Rouaansehe kade aan liare bestemming te wijden. Zijn ziel lag
naar zijn zeggen verbonden met die der verdrukten. Maar
toen het er op aan kwamom het voor die verdrukten op te nemen
en als hun leeraar over te komen, wees hij de „dringende roep
stem" daartoe „van zoovelen uit Middelburg en het eiland Wal
cheren" met een welgemeend „non possum" af. De dominee
van Oud-Alblas zou in de kerk blijven strijden zoo noodig tot
liet uiterste toe. Z.W .Eerw. was huiverig, naar hij schreefom een
eigenwilligen weg te bewandelen en ook, „om naast de vele kerkjes,
allerwegen verrezen een nieuwe op te richten." Aller oog was nu ge
vestigd o)) een andere ilonkcrster en wel een aan den buitenlandschen
kerkhemel. Bedoeld wordt dr. Hekman Fiiiedhich Koiilbkügge -)
1) Volgens eene ontvangen medcdeeling zou eersi Dr. Kohlbrugge beroepen
zijn en laiernadat deze bedankt had, ds. Du Cloux. Tocb meent schrijver dezes
zulks iu twijfel te moeten trekken. Immers, reeds in 1857 laat ds. Du Cloux
zich aldus uit: „Ik had geene vrijmoedigheid des geloofs om de dringende roepstem
van zoovelen uit Middelbtirg en het eiland Walcheren tot mij gebragt: Kom over
en help ons!" tot nu toe op te volgen, (Zie Voorbericht De Kerkelijke strijd hij
de Nederd. Hervormde gemeente te Middelburg Rotterdam 1857)terwijl Dr. Kohl
brugge eerst begin Januari 1858 den Vrienden der Waarheid te Middelburg terug
schrijft, dat hij, hoewel hun poge.i steunend, toch geen roeping gevoelt, Duitschland
te verlaten en naar Zeelands hoofdstad te komen. (Zie dr. v. Lonkhuyzkn, Herman
Fuiedkich Kohlbrugge en zijue prediking).
Of zinspeelt ds. Du Cloux met zijn schrijven in genoemd Voorbericht op zijn
iu Januari 1856 ontvangen beroep uaar de Hervormde kerk te Arnemuiden, later
nog herhaald? Uit het verband, waarin de bewuste woorden voorkomen, blijkt
o. i. wel anders. Er is in de bedoelde uitdrukkingen sprake van eene roeping
naar Middelburg en wel hij de stichters van het nieuwe kerkgebouw op de Rouaan
sehe kade. Ten overvloede verwijst schrijver dezes op de volgende ontboezeming
des heeren Du Cloux in hetzelfde Voorbericht: „Ik huiver er voor, om eenen
eigenwilligen weg te bewandelen, en om nevens de vele kerkjes, die allerwegen
verrezen zijn, eene nieuwe op te rigten."
Hoe dit ook moge zijn, hoofdzaak in dezen is en blijft, dat heide predikanten
door de Middelhurgsche Waarheidsvrienden tot hun leeraar zijn begeerd en ook
beroepen.
2) Zie overdr. H. F. Kohlbrugge: Dr. J. van LonkhuijzenHerman Friedrich
Kohlbrugge en zijne prediking. Wageuiugen 1905.
Archief 1913. 15