166
anderzijds en wel bij de gelijkgezinden in achting rijzen. Voor
Middelburgs Waarheidsvrienden was hij de rechte man op de
rechte plaats, naar ze meenden. Alleen maar hij zou naar
Middelburg komen en de bezwaarden aldaar ter wille zijn. Doch,
hoewel wars van eene synodale organisatie, die hem zoo gevoelig
op de vingers had getikt en voorstander van een vrij, gemeen
telijk leven, dacht de Ermeloosche prediker er geen oogenblik
aan, om zijn landelijk kuddeke te verlaten.
Wel wilde hij de broeders in Zeelands hoofdstad met raad en
daad bijstaan en zoo mogelijk uit de verlegenheid helpen. Ze
moesten toch in geen geval versagenmaar standhouden en
alvast, op kleine schaal met een ongediplomeerden prediker, liefst een
evangelist beginnen en vooral leeren zending drijven. Z.YY.Eerw.
deed hun aan de hand een jongen, ongehuwden evangelist te
St. Oedenrode, den heer An,end Mooy, die, toen hij het aanzoek
om te komen uit Middelburg ontving, weinig of geen bezwaar
maakte, om dit kleine, afgelegen Noord-Brabantsch zendings
station met een meer uitgebreiden werkkring te verwisselen.
Den 20sten November van ditzelfde jaar 1859 werd dlir. Mooy
op zijn nieuwe standplaats ingezegend als Evangelist van de
„Vereeniging voor Binnen- eu Buitenlandsebe: zending," t) voor
welker oprichting tegen de oorspronkelijke bedoeling der beweging
in, de meeste „Vrienden der Waarheid" zicli hadden laten vinden,
en wel ingezegend door ds. Witteveen zelf, die den eersten tijd
twee a drie 'jaren lang op gezette tijden overkwamom
te midden van dien afgezonderden kring, de sacramenten te be
dienen." 2)
Van dit oogenblik af werd bet blazoen met het gulden devies
„Voor kerk en belijdenis" zelden meer voor den dag gehaald;
liet werd van lieverlede Opgerold en ten langen leste voor goed
opgeborgen. Overeenkomstig ds. Witteveens wensch en advies
werd nu meer liet oog op den zendingsarbeid gericht en binnen
1) Deze vereeniging stond onder bestuur van Hondivs Sr., M. Harthoorn,
F. Akkerman, L. C. Hondius, P. J. Milborn, P. Wondergem, Kulderij,
A. Beverland en A. Gideonse; J. Rijkse kwam er later bij.
Mededeeling van ds. A. Mooy.
2) Mededeeling van ds. A. Mooy.