172 in 1342 echter wel Aw. biz. 648). Hugheman van Bobssele was dus een volle neef van Woleabt UI, heer van der Vere, die tegelijk met hem in 1350 wordt genoemd. Deze Hugheman kan een bastaardzoon Jan Htjghemans zoon gehad hebbendie dan de stamvader der latere Van uer Hooghes geworden zou zijn. Meer dan eene veronderstelling is dat zeker niet, maar toch eene veronderstelling, die de overlevering, dat de Van deii Hooghes van de Van Bobsseles stamden, verklaart en zoo den sleutel geeft tot de latere aanspraken der familie, waarover ik in het Archief 1908, blz. 1 vlg. gehandeld heb. II. EEN BESCHRIJVING VAN ZEELAND UIT DE EERSTE HELET VAN DE 16e EEUW. Het volgende is een vertaling van wat voorkomt in de Ar chivalia i n Italië II, uitgegeven door Gisbert Brom ('s Rijks- Geschiedkundige Publicatiën, kleine serie no. 9) op bl. 8 vlgg. De ongenoemde schrijver, een Italiaan, geeft, na pas de noor delijke Nederlanden en met name Zeeland te hebben bereisd een merkwaardige beschrijving van Walcheren en de levenswijze al daar in een Latijnsclien brief, verzonden uit Amiens den 3en Augustus 1529. De afdruk van dr. Brom is niet naar den eigenhandigen brief, maar naar een gelijktijdig afschrift, dat zich bevindt in de Va- ticaansche bibliotheek. De afschrijver heeft zijn voorbeeld hier en daar slordig nageschreven, zoodat er fouten zijn ingeslopen, die niet alle gemakkelijk te verbeteren zijn. Dr. A. II. Kan heeft in het Zeeuwsch Archief (1912, blz. 160 vlgg.) het groot ste deel dezer Descriptio Belgicae Inferioris afgedrukt, eenige tekstverbeteringen aangebracht en er enkele verklarende aanteeke- ningen aan toegevoegd. R. ERUIN. Uit het Latijn vertaald door Dr. L. A. J. Burgersdijk Jr.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1913 | | pagina 216