176 die er welig gedijen. Toen ik derhalve omtrent den landbouw en hun gebruiken en hoe zij wegens dat onder water loopen met elkander verkeerden, nauwkeuriger navraag deed bij mijn tolk, wees hij mij met een glimlach óp kleine schuitjes, die volgens zijn beweren soms voeren door die slooten, gegraven voor de afvoer van het overtollige water der moerassen; doch (zoo zei hij) in den winter en zoodra er een zeer strenge vorst bij hen invalt, alswaMeer die moerassen bevroren zijn, verkeerden zij onderling op die glijdende manier van voortbewegen, waarmee de kinderen bij ons in Italië al rondslierende op het ijs zich plegen te vermaken; en zoo vast en regelmatig sloegen zij bij die tochten hun boenen uit, dat de vrouwen de zeer ver ver- ook meekrap voor dan heeft de schrijver deze denkende aan wat Caesar (B. G. V, 14) vertelt van het vitrumwaarmee de Britanniërs zich tatoeëerden misschien genoemd vitra tinctoria of tinctorum. De schrijver heeft dan meekrap (rubia) verward met een andere kleurstofopleverende plant de weede (vitrum). Jn de staart van' het woord „atia" zou misschien allia (ajuin) verborgen kunnen zitten.." Naar aanleiding mijner vertaling ontving ik onder meer een brief van een Zeeuwsch tuinman met belangwekkende mededeelingen. Ik heb toen in de Middelburgsche Courant van 11 Jan. 1913 in eeu „Naschrift" op mijn vertaling dezen brief be sproken. Het belangrijkste moge hier volgen „Deze briefschrijver is evenals de Italiaan (helaas!) een ongenoemde, die zich enkel „een tuinman" teekent. Hij heeft zich over het kaballistische woord utan- moratia ontfermd. Ik zeg ontfermd want met ééne zijner gissingen is hij m. i. zeer gelukkig geweest. Hij schrijft, dat Moratia „wel zal zijn een afkorting van van armoratiade peperwortel, thans meer bekend onder den naam van Mieriks wortel (Coclearia armoratia). Aan deze plant was betrekkelijk veel behoefte niet zoozeer voor plaatselijk gebruik als wel voor de scheepvaartdie groote hoeveelheden eischte. De drassige kleibodcm was voor de cultuur uitermate geschikt." "Ware de briefschrijver geen anonymus, ik zou hem ters;ond gevraagd hebben, waarvoor de scheepvaart den mierikswortel ver eischte. Ik ging nu echter zelf op de zoek en vond in den Nederlandscben ITerbarius van Stuph. Blank a art 2 e dr. Ainst. 1714 blz. 82 o a. het volgende „In het voorjaar haalt men de wortelen (van de armo ratia) uit de aarde en men gebruikt ze op tafel als andere Hadijs, dienende tegen slijmige magen en slijmige scheurbuiken verwekken eetlust eu doen wel wateren" (in de richting van het laatste werd in vroegere tijden door de geneesheeren veel gewerkt). Maar „een tuinman" zal hoofdzakelijk gedacht hebben aan de in de oude scheepsjournalen als zoo gevreesd afgeschilderde scheurbuik. De andere gissing van „een tuinman dat in „utan" het woord „glans" zou kunnen schuilen in de beteekenis van glans terrestrisd. i. aardaker „toen een volksvocdsel bloeiende in Juni en Juli, iiitgeplant op de „kooreuackersd. w. z. op de beste gronden, eeu bewijs, dat men de cultuur op hooge waarde schatte

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1913 | | pagina 220