56 dat ds. Wiltens de eerste was; doch volgens de acta van de Classis Walcheren van 7 14 en 21 December 1609 en 18 Januari 1610 zijn het geweest Matthias va:n den Broecke en Zacharias Heyningius. De Classis zag reeds spoedig het belang in van een goede regeling, ook finantieel, voor de predikanten, die naar Indië gingen, opdat hun verhouding tot de Compagnie op vaste basis rusten zou en de grenzen van bemoeienis en invloed juist zouden zijn afgebakend. In de vergadering van 7 Maart 1616 werd voor deze zaak een commissie benoemd, die, na de door haar ont worpen regeling aan de Classis te hebben overgelegd, werd aan gewezen met de Majores van de Kamer van Middelburg te onder handelen. „Uit het feit, dat deze artikelen 8 September 1616 in den Kerkeraad van Amsterdam inkwamen als de artikelen van de Classis van Walcheren en Delft, blijkt, dat op dit punt overleg met Delft is gepleegd" x). Zij zijn onder den naam „Artikelen bij de Classes van Amsterdam en Walcheren beraamd nopende de Kerken- en schooldienst in Oost-Indië" 2) bij de heeren Zeventienen ingediend. Heel vlot schijnt de onderhandeling niet te hebben geloopen; want de notulen van ruim een jaar later, n.l. 2 Augustus 1617, melden: „op het gravamen des Kerkeraads van Middelburg is goedgevonden, dat de gedeputeerden der Classis zullen de 4 Bewindhebbers afvragen, of die conditiën, die aanhaar Ed. uit naam der Classis voorgedragen zijn aangaande het tracte- ment der Dienaren of ziekentroosters, die derwaarts zouden gaan, bij haar Ed. zijn gearresteerd." In deze zelfde vergadering wordt ds. Bursitis verzocht „in de Classis over te brengen de articulen die de Heeren Bewinthebberen zijn voorgedragen." Deze instructie vond echter bij de Heeren Zeventienen geen genade. Bepalingen, die nu vanzelf sprekend geacht zouden worden, konden hen niet behagen, als b.v. dat de predikanten en ziekentroosters volkomen vrij zouden zijn in het verrichten van hun arbeid; dat zij ongehinderd, indien zij dat noodig oordeelden, 1) Van Boktzelaer, a. w. bl. 54. 2) A. w. Bijlage F bl. 275 v.v.; Mededeelingen van het Ned. Zend. Genootsch. dl. XXVI, 1882, bl. 331 v. v.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 104