61
zijnen zegen over den dienst des H. Evangeliums aldaar tot ver
lichting en bekeering der ongeloovigen te strekken."
De heeren Staten van Zeeland hebben dit besluit bekrachtigd,
want, zoo melden ons de synodale acta: „er werd generaelijk
verstaan, dat dit vertoog is van notabel inzichten daarom vanwege
deze provincie in de vergadering van de H. M. heeren Staten-
Generaal 't zeiven zal worden geproponeerddat de inhouden
van dien moge te gewenschte effecte worden gebracht, daartoe
men ook de Bewindhebbers van de O. I. Compagnie, daar het
noodig is, zal vermanen"
Dit optreden der Classis Walcheren en der provinciale Synoden van
Zeeland heeft de gewenschte uitwerking gehad. Wel niet dadelijk,
maar toch betrekkelijk spoedig, n.l. in 1623, werd door de heeren
Zeventienen opgericht het bekende Seminarium van Waleaus.
In deze eerste periode werden slechts drie predikanten uit
gezonden n.l. behalve de beide genoemden v. d. Beoecke en
Heyningius, ook Pieteb, Wijnands, die in 1613 vertrok; ook
gingen eeltige ziekentroosters en lezers scheep naar Oost-Iadië.
West-Indië, de Kaap, Brazilië enz. waren nog niet tot terrein van
werkzaamheid gekozen.
Een keerpunt in den arbeid der Classis WTalcheren maakte de
datum 2 November 1620, toen werd opgericht de Commissie voor
de Indische zaken, welke van nu af de leiding in den Zendings-
arbeid kreeg en behield. De aanleiding tot het ontstaan dezer
Commissie was de volgende.
Op 14 October 1620 was een deputatie benoemd „over de
schriften uyt d'Oost-Indiën ende den brief van Dordrecht, om
specialijc die te lesen, daerop te letten ende te adviseeren." Uit
het uitgebracht advies op 2 November blijkt, dat het weer betrof
de voorziening in het gebrek aan predikanten; de commissie
adviseerde „dat de sieckentroosters en lezers, insonderheyt die in
de Qost-Indiën, bij noodt souden mogen den II. Doop bedienen
alsoo ooc selfs des Heeren Woort int bedienen der uytterlijcke
cermoniën in tijde van noodt schijnt aan kerkelicke personen te
Reitsma eu van Veen, Acta V bl. 161.