63 zonden; doch het zwaartepunt was toch verlegd, en van dien tijd af dagteekent de achteruitgang en inzinking Het spreekt vanzelf, (dit in aansluiting met hetgeen wij in den beginne reeds opmerkten) dat wij ons van dien bloei in het 2dt tijdperk een niet te groote, geen overdreven voorstelling mogen maken. Maar er was dan toch meer opwaking en belang stelling dan ooit tevorenenwat zeer opmerkelijk isniet alleen op de Classicale vergaderingen kwam dit uit, doch ook onder de leden der gemeente kwam beweging; de algemeene bloei van het godsdienstig en kerkelijk leven in die dagen kwam ook den Zendingsarbeid ten goede. Ingesteld op 2 November 1620, hield de genoemde Commissie voor Indische zaken haar eerste vergadering op 12 November onder praesidium van ds. H. Faukeel, terwijl Johannis Ostenius (of Essenius) als scriba fungeerde; deze waardigheid werd hun opgedragen voor één jaar; doch aan deze bepaling is niet de hand gehouden; immers, tot 14 November 1622, dus juist 2 jaren achtereen, spreken de notulen der Commissie van deze beide personen respectievelijk als praeses en scriba; toen werd Essenius door Busius vervangen, doch Faukeel bleef praeses, en kreeg eerst een plaatsvervanger op 28 Juli 1625, doordat hij gestorven was; wellicht ware hij anders nog aangebleven. Ook aan een tweede besluit, op deze eerste vergadering genomen, werd niet de hand gehouden, n.l. om geregeld den eersten Maandag van iedere maand bijeen te komen, afgezien dan van noodzakelijk gebleken tusschenvergaderingenreeds in December geschiedde dit niet, evenmin in Februari van het volgende jaar; ook werd niet vergaderd in April, Mei, Augustus enz.; dit moet zeker worden toegeschreven aan gebrek aan werk. Wat nu den duur van het lidmaatschap aangaat: bij de instel ling was aangaande het aftreden niets bepaald. Op 5 Februari 1624 besloot echter de Classis, dat de deputaten 6 jaren zitting zouden hebben en alle 3 jaren de helft zou aftreden 2). In 1639 kwam de Classis hierop terug, niet op 4 Juli, gelijk van Boetzelabr 1) Van Boetzelaeb, a. w. bl. 100, 101, 90, 91. 2) Van Boïctzklaeb, a. w. bl. 98.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 111