71 te wendenom te vernemen of liet getal predikanten vergroot, d. i. op den ouden voet zou kunnen worden gebracht; mocht men daar gehoor krijgen, dan zou liet plan bestaan met de deputaten van Amsterdam zich te wenden tot de Vergadering van Zeventienen met hetzelfde verzoek 't Is trouwens te verstaan, dat zulk een toestand onhoudbaar was, en ook talrijke gevaren met zich bracht. Immers, onwille keurig kwamen de deputaten voor de Indische zaken er toe het met de eischen voor het predikambt in Indië niet zou nauw meer te nemen; onderscheidene minder waardige personen werden gezonden, op wier leer en vooral ook op wier leven lieel wat viel aan te merken. De Classis Walcheren, in gunstige onder scheiding van andere als Delft, Amsterdam enz. hield 't ideaal nog 't hoogst. Als toch op de vergadering van Januari 1650 de heer C. Bevebhoud, vroeger waker tegen de Wederdoopers in Vlaanderen, vraagt om prediker te worden op het eiland Eustatius, draagt de Classis aan de deputaten op eerst af te wachten, of geen man van studie kan worden verkregen. Heeds eenige jaren te voren, 1 December 1639, werd aan de Commissie een der gelijke opdracht verleend, tengevolge van een schrijven van ds. Heurnitjs, „of het niet goed ware 1°. tot beter contentement van de heidenen, dat, wanneer eenige op hun sterven liggen, door klokkleppen of anderszins teekenen zouden gegeven worden, dat men voor de zielen bidden zou; 2°. dat men eenige capittels lezen zoude en psalmen zingen bij de begraving der dooden tot opwekking en vermaning der levenden," want „de Classis oordee- lendedat men 't best door predicatiën en particuliere berichten het volk van de gelegenheid der stervenden en der dooden zal onderwijzen, en het niet willende toelaten, dat eenige periculeuse ceremoniën werden ingevoerddiezeer stoutelijkdoor list des duivels en menschelijke verdorvenhedenmisbruikt kunnen worden, droeg aan de Commissie ad res Indicas op, een poging in het werk te stellendat in de Maleiscbe taal onderwijs gegeven werd aan lien, die naar lndië vertrokken." De wil was dus wel goed, doch het vermogen ontbrak. 1) Zie Tijdschrift voor Geref. Theol. Maart 1893.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 119