75
te Batavia; Chr. Polemar, die predikte in het Maleisch en
PortugeeschDaniël Sonneveldt, die zich naam maakte op een
dienstreis naar Ternate; J. Cavalier, „probissimus simul ae
doctissimus juvenis" bijgenaamd, die aan geleerdheid dapperheid
paarde, en mee op de veldtochten van het leger uittrok; N.
Groenewoud Melcii. Leydekker v. Iperen Corn, de Leeuw
beroemd als taalkundige, Natii. la Paape, specialist in het
M alabaarsch enz.sommigen van hen vallen in de 3e periode.
Speciaal noemen wij nog Jac. Vertreciiï wiens naam onder
ons voortleeft; hij verdient een plaats onder de beste en ijverigste
predikanten; in 1045, toen zijn tijd reeds driemaal verlengd
washad hij lust en moedom zichonder zekere voorwaarden
nog weer en ten vierden male te verbinden, en dan wel om zich
te begeven naar de heidensche eilanden ten O. en ten Z. van
Banda; wegens de brutale manier van leven onder dat volk,
zoo meldt H. Dijkstra in zijn „Het Evangelie in onze Oost,"
wenschte hij echter tot zijn bescherming een sergeant met 17
soldaten.
De uitgezonden predikanten bleven ten deele verantwoordelijk
aan de Classis, hoewel meer zedelijk dan rechterlijk. Immers
het uitzenden geschiedde niet op dezelfde wijze als nu; het was
slechts het leveren van mannen; de Compagnie, met name de
Gouverneur-Generaal, gaf de bevelen en wees de standplaatsen
aan. Zelfs was de vrijheidsbelemmering zoo groot, dat ds. Corn.
Porselius eens liet sterke woord neerschreef„een leeraar moet
't zelfde recht hebben als een bedelaar en niet ongehoord weg
gezonden worden." Wij zullen echter niet ontkennen, dat de
predikanten zelf meermalen de aanleidende oorzaak waren van
ondervonden moeilijkheden; doch daarmede is de willekeur niet
goedgekeurd.
Trots deze afhankelijke verhouding bleef de band tusschen de
predikanten en de Classis; voortdurend correspondeerden zij met
elkander; en de Classis Walcheren vooral stelde dit op prijs, om
zoodoende op de hoogte te blijven. Dat deze correspondentie
vruchten droeg, blijkt o. a. uit een mededeeling op de Synode
van Edam in 1649 gedaan, „dat bevonden wordt, dat de Classis
Walcheren juister kennis heeft van al de Indische zaken dan de