76
Classis Amsterdam, omdat zij niet alleen met Batavia, maar ook
met andere kerken daar te lande correspondeert" t)Zoo kwam
het, dat er een band lag tusschen de Classis Walcheren en die
naren, die niet door haar waren uitgezonden, waarvan Danckaerts
en de bekende Robertus Junius twee sprekende voorbeelden
zijn.
Deze correspondentie had ook tot gevolg, dat de Classis, zoo
veel dit mogelijk was, bleef tucht uitoefenen op de gezonden
dienaren. Twee gevallen willen wij vermelden.
Het eerste geval geldt ds. de Mey; de acta der Classis van
20 November 1642 melden het volgende:
„Ds. De Mey was op reis naar O. Indië. Ja, hij was reeds
in Engeland, wachtende op goeden wind, toen hij het bericht
kreeg, dat hij van onzuiverheid in de leer verdacht werd. Dade
lijk keerde hij over Erankrijk naar Middelburg terug. Daar
gekomenleverde hij bij de Classis een geschrift inom zich te
purgeeren. Binnengeroepen zijnde, beleed hij dat dit zijn ge
voelen bevatte. Maar waarom hebt gij enkele Sociniaansche sus-
tenuen aangedrongen en de woorden Zoon en Heilige Geest
gesublimeerd? vraagde de Classis. En De Mey antwoordde, dat
hij het gedaan had, om zich te oefenen in het dispuut. Zijne
partij had dit ernstig opgevat. Het laatste had hij meer gedaan,
om enkele woorden bijzonder aan te duiden. En wat aangaat
het aanteekenen eeniger woorden in zijn catechismus, daar hij
uit gepredikt haddat had hij gedaanom ze te annoteeren
gelijk in hetzelfde formulier van andere vorige predikanten ver
scheidene dingen meer waren aangeteekend en bijgeschreven. Ds.
De Mey werd daarop onderzocht door eene commissie, die, bij
monde van Jod. Larenus, verklaarde, dat aan De Mey eenige
artikelen voorgesteld waren en door hem zuiver beantwoord. De
Mey wordt voor orthodox verklaard, terwijl de artikelen van hem
onderteekend in het Actenboek komen
1. Zonder den H. G. is de Schrift dood.
2. Gods eigenschappen behooren tot zijn (wezen?)
1) Grothe, Archief I hl. 31; Van üoetzelaer a. w. bi. 100.