82 heeft aangetoond, geheel vrij was in het nemen van kerkelijke beslissingen De mededeeling van Dr. va.n Boetzeeaer 2), dat de Classis, „hoewel zij er niet veel heil van verwachtte, toch besloot bij de H. H. Zeventienen tegen het afkondigen van deze kerkorde in Indië te protesteeren," is niet juist, gelijk de aangehaalde acta kunnen getuigen; wij zijn evenwel van meening, dat dit protest in samenwerking met Amsterdam en andere Classes te onder nemen ook niet thuis hoorde bij de Staten-Generaaldochevenals het protest aan Batavia gezonden, moest gericht zijn aan den Gouverneur-Generaal. De latere notulen zwijgen geheel over deze zaak, wat met het oog op 't gezegde voor de hand ligt. Meer resultaat, tijdelijk ten minste, had de Classis in haar oordeel over de doopspractijk. Eeeds vroeg stonden de kerken in ons land voor de moeilijkheid van het doopen van kleine kin deren op het zendingsveld. Eenparig was men van gevoelen, dat kinderen van gedoopte ouders ook door die ouders mochten ten doop gehouden worden; onechte kinderen van christenmoeders liet men door die moeders ten doop houden; onechte kinderen van heidensche of Mohammedaansche moeders en christenvaders doopte men echter niet, „want de vrucht volgt den buyk;" heidensche kinderen doopte men niet, tenzij christenen als doopgetuigen voor voor hen optraden. Dit laatste punt werd op de Synode van Dordrecht 1018/19 tot beslissing gebracht „dat n.l. de kinderen van de heidenen, al is het, dat zij in de familie der christenen zijn overgegaan door aanneming, adoptie of anderszins, niet mogen gedoopt wor den, al is het dat een christen voor hen gelofte doet" 3). In de kerkorde van Batavia van 1643 werd een dergelijke bepaling opgenomen, die geheel naar het gevoelen van de Classis Walcheren was, gelijk b.v. de acta van 22 Juli (en niet van 12 Juli, gelijk dr. van Boetzelaer zegt), 1626 leeren. 1) A. w. bl. 138. 2) A. iv. bl. 140. 3) 11. Dijkstra a. w. blz. 119, Van Boetzelaer a. w. blz. 3339.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 130