83 Er werd toen een schrijven behandeld van de kerken in O. Indië met de vraag „Hoe sij te handelen hebben met de heydensche kinderen, van Chistenen geadopteert, aengaende den H. Doop," of zij in hun kindsheid mochten gedoopt worden, „of in plaetse van die over liaer gebruyckt (worden) de oplegginge der handen." De Classis besloot toen, wat het eerste betreft, dat men zou blijven bij Synode Nationale; wat het 2e aangaat, dat men die nieuwigheid niet zou invoeren, „welke is tot prejudice en kleinachting des H. Doops." In 1629 heeft de Synode van Noord-Holland, zonder het be sluit of advies van de Classis Walcheren te noemen, hetzelfde als haar meening uitgesproken. Dr. van Boetzelaer, kan met deze adviezen niet meegaan; doch dit moet verklaard worden uit zijn afwijkend theologisch standpunt, wat wij hier kunnen laten rusten. Een geheel andere kwestie inzake den doop was, of bejaarde heidenen kunnen gedoopt worden zonder tevens toegelaten te worden tot het gebruik van het H. Avondmaal. Dit nu raakt den strijd over de Sacramentenscheiding, welke strijd tamelijk diep in het Zendingsleven van dien tijd heeft ingegrepen. Deze strijd echter, waarin de Classis Walcheren een zeer belangrijke rol heeft gespeeld, valt buiten ons bestek, als behoorende tot de 18e eeuw. Slechts hebben wij te herinneren aan het aandeel, dat de Classis heeft gehad in „de voorgeschiedenis van dezen strijd," gelijk dr. van Boetzelaer het noemt. De Zendings-Kerkordewaarover wij zooeven spraken, vraagt dan weer onze aandacht. De oppositie van de Classis Walcheren gold hoofdzakelijk de suprematie van de overheid over de kerk; zoo had men bezwaar tegen de artt. 5, 14, 29, 50 en 68, welke considerabel werden gevonden, vlg. de acta van de Deputaten ad res Indicas van 22 Dec. 1644. (Opmerkelijk is, dat deze num mering niet in overeenstemming is met de K. O. zelf, welke als bijlage in de dissertatie van dr. van Boetzelaer is opgenomen; hij merkt dit op met 't oog op art. 50dat eigenlijk art. 49 is; doch het bleek ons, dat dit ook het geval is met de andere artikelen: art. 5 moet 4 zijn, art. 14 13, art. 29 28, en art. 68 67. Dr. van Boetzelaer kan de oorzaak van deze verwis-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 131