102 en zijn dienaar. Zoodanig ambtenaar kreeg volgens resolutie van 11 Februari 1548 eene bezoldiging van vier pond Vlaamsch be nevens vijf gulden voor tabberdlaken (kleeding) „zooals de stad haar officieren kleedt/' dat was half rood en half taankleurig, bovendien een daggeld van twaalf grooten als hij in 't werk gesteld werd. In tijd van oorlog, zooals belegering „en anders" zou men dezelfde belooning geven als de Keizer aan zijn bus schieters schonk. Voor hem zou men een leemen huisje, zoo klein mogelijk, maken, in een boschje tusschen de Segeers- en Gortstraat-poorten, waar hij een molen mocht plaatsen tot het maken van poer (buskruit) en dat in een vestingtoren geborgen kon worden. De busschieter heette toen Jacob van dee Hage. Het blijkt niet, of Boom ook zoodanigen molen had bezeten, maar het is niet onwaarschijnlijk en dan kan die wel gestaan hebben op het „quaede meetken," dat hem 4 Maart 1542 in gebruik werd gegeven, tot zoolang de stad het niet noodig had. Het leveren van buskruit behoorde tot de emolumenten van den busschieter. Zoo bezorgde Boom, voor rekening der stad, aan onderscheiden inwoners 350 pond tegen 23 cent het pond, „om daarmede te wedersiaan de secte van de wederdoopers en anderen," zegt de rekening van 1535. Men was dus hier bang voor een bezoek van die beruchte dwepers, waarmede men o.a. in Amsterdam zoo te stellen had gehad. Hier hebben ze zich even wel niet vertoond, 't Was dat jaar wel niet pluis te Arnemuiden. Men vreesde daar een oploop van schippers, bootsgezellen en anderen. Daar moest Boom, blijkbaar een man van ontzag, op los en er met de noodige manschappen twintig dagen blijven, waarvoor ze beloond werden, hij met vier schellingen daags, zijn helpers met een schelling. Hij was een handig en kunstvaardig persoon ook, want zooals wij gezien hebben, teekende hij kaarten, maar hij vervaardigde, volgens de rekening van 1529, den arend met de hovers en anders op het torentje der Noorddampoort. Nog in 1562 be lastte hij zich met het ordonneeren van den zeeridder met zijn appendentiën op den toren van het stadhuis. Dat was een zwaar wichtig stuk werk, waarvoor 352 pond koper werd geleverd tegen dertig cent het pond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 150