XIX
wordt liet hoofd in twee houwen van den roinp gescheiden en de
peesjes enz., die dan nog vast mochten zitten, worden met het
kleine mes verder doorgesneden: „Doux pays");
4. drie matjes van Kwala Kapoeas (Borneo), dienstdoende
als zitmatjes;
5. Een jas van een Dajakker, gemaakt van boomschors;
l)e nos. 15 vormen een geschenk van den heer Jos. Schotsman
te Soerabaja;
6. een klewang met houten seheede (uit Atjeh), geschenk
van den heer J. C. Carelse uit Middelburg.
Over de Zoölogische af deeling brengt de conservator het
volgende verslag uit.
„Omtrent de Zoölogische afdeeling valt ditmaal slechts te ver
melden, dat zij door aankoop werd verrijkt met een tweede fraai
exemplaar van den schedel en het gewei van liet uitgestorven
Reuzenhert, Cervus (E u ry c er os) G er m a ni a e Pohlig. Dit
voorwerp werd den iJl Juli 1914 door J. de Nooyer, visscher
te Arnemuiden, opgevischt ten Z. Z. W. van Westkapelle op
ongeveer 18 vadem diepte en 400 meter uit den wal. De schedel
is van voren minder beschadigd dan bij het eerste exemplaar
van October 1913, maar aan het gewei ontbreekt helaas we
derom aan iedere zijde de kroon. J:Iet voorwerp werd onder
het andere in de Steenen Kamer opgehangen en moet evenzoo
als eene belangrijke aanwinst voor de afdeeling worden beschouwd.
Voor het overige kan van de verzameling worden gezegd, dat zij
zich in een goeden toestand bevindt."
Omtrent de verdere verzamelingen t. w. die van opgezette
vogels, van miner alia en voorwerpen van geologi
se hen aard, van entomologie, van conehyliën, van
botanica en van schilder ij en, platen en portretten
valt niets te vermelden.
Het deel van het Archief over het afgeloopen jaar bevat:
Het jaarverslag over 1913/14;
De AVestkappelsche dijk, door H. van Gelderen;