XXIT
„Aanvaardt, in deze dagen van bittere beproeving de hand,
die wij U als stamverwante medebroeders toereiken, den weemoe
digen groet, dien wij als medebeoefenaars der wetenschappen in
hope van betere tijden tot U richten
„Het bestuur enz."
Het verslag is ten einde en wij scheiden weêr voor een jaar:
tot weerziens, naar wij hopen.
Laten wij overigens de toekomst vastberaden en kalm onder
de oogen zien. Naast alle ellende bestaat ook reden tot voldoe
ning. Tot dusver zijn wij van den oorlog verschoond gebleven
en het is niet aannemelijk, dat wij in dit stadium er nog in
betrokken zullen worden.
Buitendien heeft elke schaduwzijde ook haar lichtkantzelfs
de oorlog. Hij heeft ons klaar wakker gemaakt omtrent onzen
militairen en politieken toestand en ons den raad van den ouden
dichter te binnen gebracht:
En leer op nietwes staat te maken,
Dan wat uit eigen krachten is.
Un homme averti en vaut deuxzegt niet ten onrechte het
Fransche spreekwoord.
Nog iets anders heeft de oorlog ons gebrachteene ontwikke
ling van de ethische eigenschappen van ons volk, met name de
ontplooiing van de edelste roerselen van het vrouwenhart zelf
opoffering, deernis, naastenliefde. De daaruit voortvloeiende ver
heffing van ons volk is niet onder cijfers te brengen, maar heeft
haar adelenden, onuitwischbaren stempel nagelaten in het gemoed
van allen, die de barmhartigheid uitoefenden.
Men heeft ons in deze dagen den raad gegeven„houdt Uw
hoofd koel en Uw kruit droog." Het was een mannenraad, de
vrouw heeft er aan toegevoegd „en vooral ook Uw hart warm."
Ons Genootschap stond geheel buiten de beweging; het heeft
geene inkwartiering gehadis niet een doelwit geweest van ver
dwaalde vliegers en een voorstel van onzen ijverigen concierge,
om in Augustus alle munten naar den kelder te brengen, is niet
opgevolgd. Trouwens nooit waren onze preeiosa veiliger bewaard
dan in dien eersten oorlogstijd, want geen sterveling bekommerde