XXIII
zich om de schatten van het Genootschap of dacht er zelfs aan
liet Museum te bezoeken.
Laat mij mogen besluiten met een bon mot of wat er althans
eenigszins op gelijkt. Een onzer Vlissingsclie medeleden bezocht
onlangs voor de eerste maal onze maandelijksche vergadering en
formuleerde den toen verkregen indruk aldus: „Wel typisch
Middelburgschal die fauteuilsen dan zoo erg deftig." Laat ons
hopendat deze vrienddie ons onze feilen toontzijne vereerende
tegenwoordigheid aan het Genootschap zal blijven schenken en
dan tot de slotsom zal komen: „Wel typisch Zeeuwsch, al die
geschenken, en dan zoo goed-rond en gezellig!"
Nunc plaudite!